De Ronde van Vlaanderen werd steeds interessanter, vooral op financieel vlak. Toen Karel Van Wijnendaele in 1913 het startsein gaf voor de allereerste Ronde, bedroeg het prijzengeld 1.500 Belgische frank (iets meer dan 35 euro). In 1935 was dat opgelopen tot 12.500 frank. Niet alles werd met geld uitbetaald. Prijzen in natura waren toen nog populair. Zo werd in 1949 1,4 liter massageolie uitgereikt aan de vier laatste renners. Eind jaren ‘50 waren er alleen nog geldprijzen te winnen. Maar een fortuin viel er nog altijd niet te verdienen op de Vlaamse wegen. Al ging het wel in stijgende lijn. In 1982 bedroeg het totale prijzengeld 185.000 frank. In 1990 was dat opgelopen tot 534.000 Belgische frank of ongeveer 13.300 euro. Maar in vergelijking met andere sporten bleef het een peulschil.
Dat vond ook Eric Vanderaerden: “Met De Ronde van Vlaanderen in 1985 en Parijs-Roubaix in 1987 won ik twee grote klassiekers. Eigenaardig genoeg waren daar niet meteen financiële consequenties aan verbonden. Van een zware contractaanpassing was er na mijn overwinning in de Ronde geen sprake. Pas vanaf 1988 begon ik een serieuze boterham te verdienen. Dat had vooral te maken met de komst van het grote geld waarvoor Greg Lemond had gezorgd.”
De Amerikaan bedong bij La Vie Claire een driejarig contract dat hem één miljoen dollar opleverde. Boonen en andere toppers zouden nu eens grijnzen, maar toen was dat een enorme som. In de slipstream van Lemond begonnen ook andere toprenners meer te verdienen. Een van hen was de Italiaan Moreno Argentin. Hij had al drie keer Luik-Bastenaken-Luik gewonnen en ook de Ronde van Lombardije prijkte op zijn palmares, maar voor de Ronde van Vlaanderen leek hij niet meteen in de wieg gelegd. Op zondag 1 april stond hij op de Grote Markt van Sint-Niklaas nog maar voor de derde keer aan de start. In 1987 was hij 15de geworden, een jaar later 36ste. Niet meteen een nieuwe Magni dus en ook dit keer waren zijn ambities beperkt. Maar de weersomstandigheden waren bijzonder mild en dat scheelt een paar procentjes voor een Italiaan.
Enkele nobele onbekenden zorgden voor de ondertussen traditioneel geworden vroege vlucht. De manier van koersen kon Rik Van Looy allang niet meer bekoren. “Ik krijg nog nauwelijks kiekenvlees van de wedstrijden”; zei hij begin jaren 90. “Er wordt minder gul gefietst. De renners rekenen te veel. Ze staren zich blind op de hellingen en vergeten dat je op de tussenliggende stroken ook kunt vlammen. De grote sportieve stunts blijven uit. Er springt niks of niemand meer bovenuit.”
De Ronde van 1990 was daarvan een perfecte illustratie en verliep volgens het geijkte stramien. Nadat de vroege vluchters tot de orde waren geroepen, vormde zich op de Eikenberg een kopgroep die samenbleef tot diep in de finale. Met nog dertig kilometer te rijden vielen Laurent Fignon en Pedersen aan. Op de Kortendries counterde Moreno Argentin. Alleen Rudy Dhaenens kon volgen. De latere wereldkampioen, die nochtans met de veel snellere Italiaan op pad was, liet zich als een mak lammetje naar de slachtbank leiden. Geen enkele keer probeerde hij zijn medevluchter te verschalken. Niet op de Muur en al evenmin op de Bosberg. Hij vertikte het ook nog eens om de Italiaan in de laatste rechte lijn de leiding op te dringen. De ontknoping was de Ronde onwaardig. Argentin won met twee vingers in de neus.